Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 2:9-21 Het Boek (HTB)

9. uit Parthië, Medië, Elam en Mesopotamië, uit Judea, Capadocië, Pontus, Asia,

10. Frygië en Pamfylië, uit Egypte en de streek van Cyrene in Libië. Er zijn hier Joden en Joodse bekeerlingen uit Rome,

11. Kreta en Arabië. Hoe bestaat het dat ieder van ons in zijn eigen taal hoort spreken over de geweldige dingen die God gedaan heeft!’

12. Zij waren buiten zichzelf en wisten niet wat zij ervan moesten denken. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’

13. ‘Die mensen hebben vast teveel zoete wijn gedronken,’ lachten sommigen schamper.

14. De twaalf apostelen stonden op en Petrus nam het woord. ‘Mannen van Israël!’ riep hij. ‘Inwoners en bezoekers van Jeruzalem, luister!

15. Wij zijn helemaal niet dronken, zoals u denkt. De dag is nog maar net begonnen, het is pas negen uur.

16. Wat hier gebeurt, is al lang geleden door de profeet Joël voorspeld:

17. “God zal aan het einde van de tijd zijn Geest over alle mensen uitstorten. Uw zonen en dochters zullen Gods woorden spreken. Jonge mannen zullen visioenen zien en oude mannen bijzondere dromen hebben.

18. In die dagen zal God zijn Geest ook uitstorten over allen die Hem dienen, mannen zowel als vrouwen, en zij zullen zijn woorden spreken.

19. Hij zal wonderlijke dingen laten gebeuren in de hemel en op de aarde: bloed, vuur en rookwolken.

20. De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat die grote en ontzagwekkende dag van de Here aanbreekt.

21. Dan zal ieder die de naam van de Here aanroept, gered worden.”

Lees verder hoofdstuk Handelingen 2