Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 2:25-32 Het Boek (HTB)

25. Want David sprak over Jezus, toen hij zei: “Ik heb de Here altijd voor ogen, Hij leidt mij en houdt mij overeind.

26. Daarom is er vreugde in mijn hart en ben ik gelukkig! Zelfs mijn lichaam is veilig bij Hem.

27. Here, U zult mij niet in het dodenrijk laten liggen, U zult het lichaam van uw heilige dienaar niet laten vergaan.

28. U zult mij het leven teruggeven. Door dicht bij mij te zijn, zult U mij vreugde geven.”

29. Vrienden, ik hoef u niet te vertellen dat David gestorven en begraven is. Zijn graf is nog altijd te zien.

30. Maar hij wist wat er na zijn dood zou gebeuren. God had hem beloofd dat een van zijn nakomelingen in zijn plaats koning zou worden.

31. Hij was een profeet en voorspelde dat de Christus uit de dood zou opstaan. De Christus zou niet dood blijven en zijn lichaam zou niet vergaan.

32. God heeft Jezus uit de dood laten opstaan, dat hebben wij allemaal gezien.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 2