Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 19:17-33 Het Boek (HTB)

17. Iedereen in Efeze hoorde ervan, zowel de Joden als de Grieken. De angst sloeg hen om het hart en zij kregen allemaal een groot ontzag voor de naam van de Here Jezus.

18. Verscheidene christenen bekenden openlijk wat voor verkeerde dingen zij hadden gedaan.

19. Velen die zich met toverij hadden beziggehouden, gooiden hun toverboeken op een stapel en staken die voor de ogen van heel de stad in brand. Er ging naar schatting voor vijftigduizend zilverstukken in vlammen op.

20. Zo werd de invloed van de woorden van de Here steeds groter en sterker.

21. Toen Paulus daar met zijn werk klaar was, voelde hij zich gedrongen eerst een reis door Macedonië en Achaje te maken en pas daarna naar Jeruzalem terug te gaan. ‘Als ik daar ben geweest,’ zei hij, ‘moet ik naar Rome.’

22. Hij zond twee van zijn medewerkers, Timotheüs en Erastus, vooruit naar Macedonië, maar bleef zelf nog een tijdje in Asia.

23. In diezelfde tijd ontstond er in Efeze grote opschudding over de persoon van Jezus.

24. Het begon bij Demetrius, een zilversmid die zilveren tempeltjes van de godin Artemis maakte en vele vakmensen werk verschafte.

25. Hij riep zijn mannen bij elkaar, haalde er ook nog andere vakbroeders bij en zei tegen hen:

26. ‘Mannen, u weet dat wij in ons vak een goede boterham verdienen. Maar u hebt gehoord en gezien dat die Paulus heel veel mensen achter zich krijgt, niet alleen in Efeze, maar in bijna heel Asia. Hij maakt hun wijs dat met de hand gemaakte goden geen echte goden zijn!

27. Onze zaken lopen daardoor gevaar, straks raken wij onze tempeltjes aan de straatstenen niet meer kwijt. Maar dat niet alleen! Ook de tempel van de grote godin Artemis loopt gevaar uit de belangstelling te raken. Als het zo doorgaat, is die prachtige godin voor wie Asia en de hele wereld zich neerbuigt, straks vergeten!’

28. Bij het horen van die woorden werden de mannen woedend. ‘Groot is Artemis van Efeze!’ schreeuwden zij.

29. De hele stad kwam in rep en roer. Ze stormden met z'n allen naar het theater en sleurden Gajus en Aristarchus, twee Macedonische reisgenoten van Paulus, mee.

30. Paulus wilde er zelf ook heen gaan, maar de christenen hielden hem tegen.

31. Enkele bevriende hoge ambtenaren van de provincie Asia lieten hem waarschuwen dat hij zijn leven niet in gevaar moest brengen door het theater binnen te gaan.

32. In het theater schreeuwden de mensen allemaal door elkaar. De meesten wisten niet eens wat er aan de hand was, zij waren zomaar meegelopen.

33. De Joden schoven een zekere Alexander naar voren, na hem geïnstrueerd te hebben wat hij moest zeggen. Hij hief zijn hand op en wilde zijn standpunt verdedigen.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 19