Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 18:5-17 Het Boek (HTB)

5. Nadat Silas en Timotheüs uit Macedonië waren aangekomen, richtte Paulus zich helemaal op de verkondiging van het goede nieuws. Bij elke gelegenheid wees hij de Joden er met grote nadruk op dat Jezus de Christus is.

6. Maar toen zij vijandig werden en met Jezus gingen spotten, schudde Paulus het stof van zijn kleren en zei: ‘U veroordeelt uzelf. Het is niet meer mijn verantwoording. Vanaf nu ga ik naar de mensen die niet tot het Joodse volk behoren.’

7. Hij verliet de synagoge en ging naar het huis ernaast, waar Titius Justus woonde. Dit was een man die God vereerde, hoewel hij geen Jood was.

8. Crispus, de leider van de synagoge, en al zijn huisgenoten kwamen wel tot geloof in de Here. Er waren nog veel meer Korinthiërs die wel aannamen wat Paulus zei en zich lieten dopen.

9. Op een nacht zei de Here in een visioen tegen Paulus: ‘Wees niet bang! Spreek vrijuit. Laat u niet het zwijgen opleggen,

10. want Ik ben bij u. Niemand zal een vinger naar u uitsteken. Een groot aantal mensen in deze stad hoort bij Mij.’

11. Daarom bleef Paulus nog anderhalf jaar in Korinthe en sprak er over God.

12. Toen Gallio gouverneur van Achaje werd, spanden de Joden samen en brachten Paulus voor de rechtbank.

13. Zij beschuldigden hem ervan de mensen ertoe over te halen God te vereren op een manier die in strijd was met de Joodse wet.

14. Net toen Paulus zich wilde verdedigen, nam Gallio het woord en zei tegen hen: ‘Joden, luister! Als het hier om een misdaad of een zware overtreding ging, zou ik u natuurlijk moeten aanhoren.

15. Maar nu het een kwestie is van woorden en namen en uw eigen Joodse wet, zoekt u het zelf maar uit. Ik ben niet van plan mij daarmee te bemoeien.’

16. Hij joeg hen de rechtszaal uit.

17. Toen grepen zij Sosthenes, de leider van de synagoge en gaven hem voor de ogen van Gallio een pak slaag. Maar Gallio trok zich er niets van aan.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 18