Oude Testament

Nieuwe Testament

3 Johannes 1:1-9 Het Boek (HTB)

1. Van: Johannes, de leider van de gemeente. Aan: mijn vriend Gajus, die ik van harte liefheb.

2. Mijn vriend, ik bid dat het u in elk opzicht goed mag gaan, ook wat uw gezondheid betreft. Ik weet dat ik mij over uw omgang met God geen zorgen hoef te maken,

3. want de broeders die hier kwamen hebben mij verteld over uw trouw aan de waarheid, die blijkt uit uw oprechte manier van leven.

4. Dat heeft mij heel blij gemaakt. Niets maakt mij zo blij als het horen van zulke berichten over mijn vrienden.

5. Goede vriend, uw trouw blijkt uit alles wat u voor de broeders doet, zelfs al kent u hen niet.

6. Zij hebben hier in de gemeente over uw liefde verteld. Het is heel goed hen op weg te helpen, op een manier zoals God dat zou willen.

7. Zij zijn op reis gegaan omwille van de Here en nemen niets aan van mensen die niet in Hem geloven.

8. Daarom moeten wij zulke mensen gastvrij ontvangen. Zo helpen wij hen de waarheid meer en meer bekend te maken.

9. Ik heb hierover een korte brief naar de gemeente geschreven, maar die trotse Diotrefes, die zo graag hun leider wil zijn, trekt zich niets van ons aan.

Lees verder hoofdstuk 3 Johannes 1