Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Petrus 2:11-17 Het Boek (HTB)

11. Zelfs de engelen, die in de nabijheid van God leven en veel groter en machtiger zijn dan deze zogenaamde leraren, zullen deze machten niet beledigen of beschuldigen.

12. Deze zogenaamde leraren hebben niet meer verstand dan wilde dieren, die geboren zijn om gevangen en verslonden te worden. Zij lachen om wat ze niet eens kennen. Maar zij zullen door hun eigen verderfelijke gedrag omkomen.

13. Zij zullen het loon krijgen dat zij verdienen voor al het kwaad dat zij hebben gedaan. Zij vinden het heerlijk zich overdag aan van alles te buiten te gaan. Zij zijn een schande voor God en voor u. Terwijl zij bij u aan tafel zitten, bedenken zij wat hun volgende sluwe streek zal zijn.

14. Zij zijn altijd op zoek naar vrouwen die met hen naar bed willen, zij krijgen nooit genoeg van de zonde, zij verleiden mensen die niet zo vast in hun schoenen staan, hun hele leven wordt beheerst door de hebzucht, maar zij zullen niet aan de straf ontkomen.

15. Zij zijn van de rechte weg afgedwaald en volgen het dwaalspoor van Bileam, de zoon van Beor, die het niet erg vond iets verkeerds te doen, zolang hij er maar voor betaald werd.

16. Maar hij werd terechtgewezen door zijn ezel, die met de stem van een mens tegen hem sprak. Dat stomme dier weerhield hem ervan domme dingen te doen.

17. Deze mensen zijn net opgedroogde bronnen, zij beloven veel, maar geven weinig. Zij zijn net wolken die door de wind worden voortgejaagd. Wat hun te wachten staat, is de zwarte duisternis.

Lees verder hoofdstuk 2 Petrus 2