Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 2:12-16 Het Boek (HTB)

12. Toen ik de stad Troas bereikte, gaf de Here mij een prachtige kans er het goede nieuws te brengen. Maar ik trof mijn broeder Titus daar niet aan en had geen rust. Ik vroeg me af waar hij kon zijn.

13. Daarom nam ik snel weer afscheid en ging direct naar Macedonië om hem te zoeken.

14. God zij dank, door Jezus Christus voert Hij ons mee in zijn overwinning en gebruikt Hij ons om Zich overal bekend te maken en het goede nieuws als een aangename geur te verspreiden.

15. Wij zijn voor God een aangename geur. Het is de geur van Christus voor mensen die gered worden én voor mensen die niet gered worden.

16. Voor hen die niet gered worden, zijn wij een geur van dood en verderf. Voor hen die wel gered worden, zijn wij een geur van Christus, die leven geeft. Wie kan zo'n taak aan?

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 2