Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 5:1-8 Het Boek (HTB)

1. Ik heb gehoord dat er bij u ontucht plaatsvindt en dan nog wel van een soort dat zelfs onder ongelovigen niet voorkomt. Er is een man bij u die met zijn stiefmoeder naar bed gaat.

2. En u maar verwaand zijn! U had beter in de rouw kunnen gaan! Waarom hebt u die man niet uitgestoten uit uw gemeente?

3. Want al ben ik lichamelijk afwezig, in gedachten ben ik bij u. Ik heb mijn oordeel over die man al klaar, alsof ik zelf aanwezig was.

4. Als u in de naam van onze Here Jezus bijeen bent en ik er in gedachten bij ben, moeten we die man door de kracht van de Here Jezus

5. uit onze gemeenschap stoten en aan Satan overleveren. Daardoor zal zijn menselijke natuur worden verwoest, maar kan zijn geest op de grote dag van de Here gered worden.

6. Het is niet goed dat u zo verwaand bent. Hoe hebt u zoiets door de vingers kunnen zien? Zo gaat het immers van kwaad tot erger. Weet u niet dat door een klein beetje gist het hele deeg gaat gisten?

7. Gooi de oude gist weg, anders bent u geen vers deeg. Er hoort bij u geen gist te zijn omdat Christus, ons Paaslam, geofferd is.

8. Laten wij dat dan ook blijven vieren, niet met oud gist of met gist van kwaad en schande, maar met het ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 5