Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 15:17-34 Het Boek (HTB)

17. En als Christus niet weer levend is geworden, dan heeft uw geloof geen betekenis en zijn uw zonden niet vergeven.

18. Ja, dan zijn de gestorven gelovigen reddeloos verloren.

19. Als wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij meer te beklagen dan wie ook.

20. Maar zo is het gelukkig niet! Christus is weer levend gemaakt, als eerste van de velen die gestorven zijn.

21. Want zoals de dood door een mens is gekomen, is ook het nieuwe leven dankzij een mens gekomen.

22. Zoals alle mensen, als nakomelingen van Adam, sterven, zo zullen ook alle volgelingen van Christus levend worden gemaakt.

23. Ieder op zijn beurt, natuurlijk. Eerst is Christus Zelf levend geworden. En als Hij terugkomt, zullen allen die bij Hem horen, ook levend worden.

24. Daarna komt het einde. Wanneer Christus alle vijandige overheersing, gezag en macht heeft uitgeschakeld, zal Hij zijn koningschap aan God de Vader overdragen.

25. Christus moet net zo lang regeren tot Hij alle tegenstanders heeft onderworpen.

26. De laatste vijand die uitgeschakeld wordt, is de dood.

27. Want God heeft alles aan Christus onderworpen. Maar als God zegt dat Hij alles aan Christus onderworpen heeft, is Hij daar natuurlijk Zelf van uitgesloten.

28. En als alles eenmaal aan Christus onderworpen is, zal ook Hij Zich aan zijn Vader onderwerpen. Dan zal alles en iedereen volledig door God worden beheerst.

29. Als er geen doden weer levend worden gemaakt, waarom laten sommigen zich dan voor de doden dopen?

30. En waarom zouden wij dan nog één uur langer willens en wetens gevaar lopen?

31. Ikzelf sta elke dag oog in oog met de dood, vrienden. Dit zeg ik omdat ik er trots op ben dat u bij onze Here Jezus Christus hoort.

32. In Efeze heb ik bij wijze van spreken met de wilde beesten gevochten, op leven en dood. Menselijk bekeken, was dat zinloos. Als het waar is dat er geen doden weer levend worden gemaakt, laten we dan, zoals er geschreven staat: ‘eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij misschien.’

33. Maar laat u niets wijsmaken. Slechte vrienden bederven goede zeden.

34. Word nuchter en houd op met zondigen. Tot uw beschaming moet ik zeggen: sommigen van u hebben geen kennis van God.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 15