Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 14:32-40 Het Boek (HTB)

32. Wie woorden van God doorgeven, kunnen daar best even mee wachten tot een geschikt moment.

33. God wil geen wanorde, maar vrede en harmonie in alle gemeenten.

34. Waar gelovigen bijeenkomen, moeten de vrouwen zwijgen. Zij mogen niet spreken, maar moeten zo nederig zijn dat aan de mannen over te laten. Dat staat trouwens ook in de wet van Mozes.

35. Als zij iets willen vragen, moeten zij dat thuis aan hun man vragen. Want een vrouw hoort in de gemeente niet te spreken.

36. Wat denkt u wel? Dat Gods woord uit uw midden is voortgekomen? Of dat het alleen ú heeft bereikt?

37. En als iemand meent namens God te spreken of geestelijk onderscheidingsvermogen te hebben, moet hij wel weten dat wat ik hier schrijf, een bevel van God is.

38. Wie het negeert, zal zelf genegeerd worden.

39. Dus, broeders en zusters, streef ernaar namens God te spreken, maar verbied het spreken in klanktalen niet.

40. Alles wat gedaan wordt, moet fatsoenlijk en ordelijk gaan.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 14