Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 13:3-12 Het Boek (HTB)

3. Als ik mijn bezittingen stuk voor stuk uitdeel en mijn lichaam geef om te worden verbrand, maar geen liefde heb, dan heb ik er niets aan.

4. De liefde is geduldig, de liefde is vriendelijk, de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig en is niet trots,

5. zij kwetst niet, is niet egoïstisch en voelt zich nooit beledigd, zij neemt niemand iets kwalijk,

6. zij is niet blij met onrecht, maar juist met de waarheid.

7. De liefde beschermt altijd, heeft altijd vertrouwen, verwacht het altijd van God en houdt stand.

8. Aan de liefde komt nooit een einde. Het spreken namens God zal eens niet meer nodig zijn, het spreken in klanktalen zal ophouden, kennis zal dan niet meer worden gevraagd.

9. Want wat wij weten, is onvolledig, en wat wij namens God zeggen, is gebrekkig.

10. Maar wanneer het blijvende en volmaakte komt, is dat het einde van het gebrekkige en onvolmaakte.

11. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en redeneerde ik als een kind. Maar nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke voorgoed achter mij gelaten.

12. Nu hebben wij nog geen heldere kijk op Christus, maar later zullen wij oog in oog met Hem staan. Ik ken Hem nu nog niet volkomen, maar dan zal ik Hem volledig kennen, zoals Hij mij door en door kent.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 13