Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 11:19-28 Het Boek (HTB)

19. Er moeten wel splitsingen onder u plaatsvinden, anders zou niet duidelijk worden wie aan de goede kant staan.

20. Wanneer u bij elkaar komt om te eten, heeft dat niets te maken met de maaltijd van de Here.

21. Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn.

22. Als u echt zoveel honger hebt, moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan!

23. Wat ik u hierover al eerder heb verteld, heb ik van de Here ontvangen. In de nacht dat de Here Jezus werd verraden, nam Hij een brood,

24. dankte God ervoor en zei: ‘Dit is mijn lichaam, dat Ik voor u geef. Eet het geregeld als een herinnering aan Mij.’

25. Na het eten nam Hij ook de beker en zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat wordt bekrachtigd met mijn bloed. Drink die geregeld als een herinnering aan Mij.’

26. Want telkens als u van dit brood eet en uit de beker drinkt, bevestigt u daarmee dat de Here gestorven is. Doe dit tot Hij terugkomt.

27. Wie op een onwaardige manier van het brood eet en uit de beker van de Here drinkt, zondigt daarmee tegen het lichaam en het bloed van de Here.

28. Daarom moet u uzelf eerst goed onderzoeken, voordat u van het brood eet en uit de beker drinkt.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 11