Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 1:9-17 Het Boek (HTB)

9. God is trouw. Hij heeft u geroepen om samen een te zijn met zijn Zoon, onze Here Jezus Christus.

10. Maar, broeders en zusters, in de naam van de Here Jezus Christus smeek ik u eensgezind te zijn. Maak het met elkaar in orde, zodat u weer een van hart en ziel bent.

11. Ik heb namelijk van de huisgenoten van Chloë gehoord dat u het niet met elkaar kunt vinden.

12. De een zegt: ‘Ik hoor bij Paulus.’ De ander: ‘Ik bij Apollos.’ Weer een ander: ‘Maar ik bij Petrus.’ Sommigen zeggen zelfs: ‘Wij zijn de echte volgelingen van Jezus Christus!’

13. Is Christus dan in stukken verdeeld? Ben ík soms voor u aan het kruis gestorven of bent u in mijn naam gedoopt?

14. Ik ben dankbaar dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve Crispus en Gajus.

15. Nu kan dus niemand zeggen dat hij in mijn naam gedoopt is en bij mij hoort.

16. O ja, ik heb ook nog het gezin van Stefanas gedoopt. Maar ik kan me niet herinneren verder nog iemand gedoopt te hebben.

17. Christus heeft mij niet de opdracht gegeven om te dopen, maar om het goede nieuws te vertellen en dat zonder hoogdravende woorden, omdat ik daarmee zou afdoen van Christus' dood aan het kruis.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 1