Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 6:5-11 BasisBijbel (BB)

5. De engel antwoordde mij: "Deze paarden en wagens zijn de vier winden die bij de Heer van de hele aarde vandaan komen.

6. De wagen met de zwarte paarden gaat naar het Noorderland. De wagen met de witte paarden gaat hen achterna naar het land dat ten westen daarvan ligt. De gevlekte paarden gaan naar het Zuiderland."

7. De sterke paarden kwamen aandraven. Ze wachtten ongeduldig tot de Engel het teken zou geven dat ze mochten gaan. De Engel zei: "Ga, trek rond over de aarde." Ze gingen en trokken rond over de aarde.

8. Toen riep de Engel naar mij: "Let op! De paarden en wagens die naar het Noorderland zijn gegaan, brengen daar mijn Geest tot rust. "

9. De Heer zei tegen mij:

10. "Ga naar het huis van Josia, de zoon van Zefanja. Daar zijn Heldai, Tobia en Jedaja die uit Babel teruggekomen zijn.

11. Maak van het zilver en het goud dat ze meegebracht hebben [ twee ] kronen. Zet één daarvan op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Jozadak.

Lees verder hoofdstuk Zacharia 6