Oude Testament

Nieuwe Testament

Zacharia 11:12-17 BasisBijbel (BB)

12. En Ik zei tegen hen: "Als jullie vinden dat Ik het verdiend heb, geef Mij dan mijn loon. Maar als jullie dat niet willen, doe het dan niet." Toen wogen ze mijn loon af: 30 zilverstukken.

13. Maar de Heer zei tegen Mij: "Gooi dat geld maar naar de pottenbakker. Is dat alles wat ze Mij waard vonden? Wat een geweldig loon!" Toen heb Ik de 30 zilverstukken meegenomen naar de tempel en ze daar voor de [ voeten van de ] pottenbakker neergegooid.

14. Daarna brak Ik mijn tweede staf, 'Eenheid,' in stukken. Zo verbrak Ik het verbond tussen [ Mij en ] Juda en Israël.

15. Toen zei de Heer tegen mij: "Stel je nu eens voor wat een slechte herder doet.

16. Want let op, Ik ga het land een slechte herder geven. Hij zal niet omkijken naar de zieke schapen. Hij zal niet zoeken naar de jonge schapen. Hij zal niet zorgen voor de gewonde schapen. Hij zal uitgeputte schapen niet dragen. Maar hij zal de vette schapen opeten. Hij zal zelfs de hoeven eraf rukken om zoveel mogelijk vlees te kunnen eten.

17. Maar het zal slecht aflopen met die slechte herder die zijn schapen in de steek laat. Zijn arm en zijn oog zullen getroffen worden door het zwaard. Zijn arm zal helemaal verschrompelen en zijn oog zal volkomen blind worden."

Lees verder hoofdstuk Zacharia 11