Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 26:5-13 BasisBijbel (BB)

5. Geef hem een antwoord dat hij met zijn dwaasheid verdient.Anders verbeeldt hij zich nog dat hij wijs is.

6. Als je een dwaas mens als boodschapper stuurt,kun je net zo goed je eigen voet afhakken:het zal je grote schade doen.

7. Een wijze spreuk uit de mond van een dwaas mensheeft net zo weinig kracht als de benen van een verlamde man.

8. Het is net zo zinloos om een dwaas mens te prijzen,als om je slingersteen vast te binden aan je slinger.

9. Iemand die dronken is, voelt het niet als er een doorn in zijn hand komt.Net zo weinig gevoel heeft een dwaas mens voor wijsheid.

10. Iemand die dwazen en oneerlijke mensen in dienst neemt,doet zichzelf en anderen veel schade.

11. Zoals een hond zijn braaksel weer opeet,zo doet een dwaas mens steeds dezelfde domme dingen.

12. Als je iemand ziet die zichzelf erg wijs vindt,moet je onthouden dat er voor een dwaas mens méér hoop is dan voor hem.

13. Een lui mens zegt: "[ Ik kan niet naar buiten. ] Er is een roofdier op de weg!Er loopt een leeuw op straat!"

Lees verder hoofdstuk Spreuken 26