Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 26:15-25 BasisBijbel (BB)

15. Een lui mens houdt zijn handen in zijn zakken.Hij is nog te lui om ze eruit te halen om te eten.

16. Een lui mens vindt zichzelf wijzerdan zeven mensen die verstandige dingen zeggen.

17. Iemand die zich bemoeit met een ruzie die hem niets aangaat,is als iemand die een hond aan zijn oren trekt.

18. en

19. Iemand die zijn vriend bedriegten daarna zegt: "Het was maar een grap!"lijkt op een dwaas die doet alsof hij kwaad isen voor de grap brandende pijlen afschiet of met stenen gooit.

20. Als er geen hout meer is, gaat het vuur uit.Als er geen roddelaar meer is, houdt de ruzie op.

21. Zoals door kolen of hout op het vuur de vlammen weer oplaaien,zo laait door een ruzieachtig mens de ruzie op.

22. Roddelpraatjes slaan wonden.Ze verwonden iemand tot in het diepst van zijn hart.

23. Als prachtig zilverglazuur op een kapotte kruik,zo zijn mooie woorden uit een koud hart.

24. Iemand die een ander haat, kan dat verbergen met mooie woorden.Maar van binnen zit hij nog steeds vol bedrog.

25. Ook al smeekt hij je om iets, vertrouw hem niet.Want zijn hart is één en al slechtheid.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 26