Oude Testament

Nieuwe Testament

Richters 9:27-39 BasisBijbel (BB)

27. Toen werd het tijd voor de druivenoogst. De mensen plukten de druiven, persten ze en vierden daarna een oogstfeest in de tempel van hun god. Ze feestten en werden dronken en scholden op Abimelech.

28. En Gaäl zei: "Waarom zou onze stad die Abimelech dienen? Wie is die Abimelech nu eigenlijk? Hij is toch een zoon van [ de Israëliet ] Gideon? En Zebul is toch door hém aangesteld als bestuurder van de stad? Het zou veel beter zijn als onze stad iemand uit de familie van Hemor als koning had. Tenslotte heeft Hemor deze stad gesticht. Maar waarom zou Abimelech onze koning zijn?

29. Als ik het hier voor het zeggen had, zou ik Abimelech wegjagen! Abimelech, kom maar op met je leger! Het maakt niet uit hoe groot het is!"

30. Toen de stadsbestuurder Zebul dit hoorde, werd hij woedend.

31. Hij stuurde in het geheim boodschappers naar Abimelech [ in Aruma ] met de boodschap: "Gaäl en zijn broers zijn in Sichem gekomen. Ze stoken de bewoners tegen u op.

32. Kom 's nachts met uw leger hierheen en verberg u in het veld.

33. Val dan 's morgens zodra de zon opkomt de stad aan. Als Gaäl met zijn mannen naar buiten komt, kunt u met hen afrekenen."

34. Dus trok Abimelech 's nachts met zijn leger naar Sichem. Hij verdeelde de mannen in vier groepen, die in een hinderlaag gingen liggen.

35. Toen Gaäl naar buiten kwam en in de stadspoort stond, zag hij juist Abimelech met zijn leger uit de hinderlaag tevoorschijn komen.

36. Hij zei tegen Zebul: "Kijk, er komen mensen van de bergen naar beneden!" Maar Zebul antwoordde: "Nee, je ziet de schaduwen op de bergen voor mensen aan."

37. Maar Gaäl zei: "Nee, kijk dan! Er komen mannen van die bergrug af. En er komt ook een groep langs de eik 'Meonenim.' "

38. Toen zei Zebul tegen hem: "Waar is nu die grote mond van jou? Jij zei toch: 'Waarom zou eigenlijk die Abimelech onze koning zijn?' Dat daar zijn die mensen die jij niet de moeite waard vond. Kom op en strijd tegen hen!"

39. Gaäl trok met de bewoners van Sichem de stad uit, om tegen Abimelech te strijden.

Lees verder hoofdstuk Richters 9