Oude Testament

Nieuwe Testament

Richters 7:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Jerubbaäl (dat is dus Gideon) stond met zijn mannen 's morgens vroeg op. Ze zetten hun kamp op bij de bron bij Harod. Het tentenkamp van Midian lag ten noorden van hen, in het dal achter de heuvel Moré.

2. De Heer zei tegen Gideon: "Er zijn te veel mannen bij je. Ik wil niet dat je zo Midian overwint. Want dan zou het volk Israël gaan opscheppen. Ze zouden denken dat ze zelf Israël hebben bevrijd.

3. Zeg tegen je mannen dat wie bang is, mag teruggaan. De mannen die bang zijn mogen teruggaan naar de bergen van Gilead." Toen gingen 22.000 mannen terug. Er bleven er 10.000 over.

4. Maar de Heer zei tegen Gideon: "Er zijn nog steeds te veel mannen bij je. Laat ze naar beneden gaan, naar het water. Dan zal Ik je daar aanwijzen wie je mee moet nemen en wie niet. Elke man waarvan Ik zeg: 'Deze moet meegaan,' mag met je meegaan. Maar elke man waarvan Ik je zeg: 'Deze mag niet meegaan,' mag niet meegaan."

5. Toen liet Gideon de mannen naar beneden gaan, naar het water. En de Heer zei tegen hem: "Laat ze water drinken. Zet de mannen die gaan liggen en als een hond het water opslurpen, apart van de mannen die op hun knieën gaan zitten en het water met de hand opscheppen."

6. Er waren 300 mannen die gingen liggen om het water met de hand aan de mond op te slurpen. De rest van de mannen was op de knieën gaan zitten [ om het water met de hand op te scheppen ].

7. Toen zei de Heer tegen Gideon: "Door de 300 mannen die het water opgelikt hebben [ als een hond ], zal Ik jullie bevrijden. Door hen zal Ik de Midianieten in jullie macht geven. De anderen mogen naar huis gaan."

8. Toen namen Gideon en zijn mannen eten voor onderweg mee en de ramshorens. De anderen liet hij naar huis terug gaan. Maar die 300 mannen hield hij bij zich. Het tentenkamp van de Midianieten lag beneden hen in het dal.

9. Die nacht zei de Heer tegen hem: "Sta op en val het tentenkamp aan. Want Ik heb het in je macht gegeven.

10. Maar als je bang bent, ga er dan eerst alleen met je knecht Pura heen.

11. Dan kun je horen wat ze zeggen. Daarna zul je moed hebben om het tentenkamp aan te vallen." Toen ging hij met zijn knecht Pura naar beneden. Hij sloop tot aan de rand van het kamp.

12. De Midianieten en Amalekieten en de stammen van het Oosten lagen in het dal. Het leek wel een zwerm sprinkhanen. Hun kamelen waren zo ontelbaar als het zand langs de zee.

Lees verder hoofdstuk Richters 7