Oude Testament

Nieuwe Testament

Richters 3:8-16 BasisBijbel (BB)

8. Toen werd de Heer vreselijk boos op Israël. Voor straf gaf Hij hen in de macht van koning Kuschan-Rischataïm van Mesopotamië. De Israëlieten dienden hem acht jaar lang.

9. Toen begonnen ze de Heer om hulp te roepen. De Heer gaf hun een man die hen moest bevrijden. Dat was Kalebs jongere broer Otniël, de zoon van Kenaz.

10. De Geest van de Heer kwam op hem. Hij werd leider van Israël en begon een opstand tegen Kushan-Rischataïm. De Heer zorgde ervoor dat hij koning Kushan-Rischataïm overwon.

11. Daarna had het land 40 jaar vrede. Toen stierf Otniël.

12. De Israëlieten werden opnieuw ongehoorzaam aan de Heer. Ze leefden niet meer zoals de Heer het wilde. Daarom zorgde de Heer ervoor dat koning Eglon van Moab sterker werd dan Israël.

13. Eglon sloot een verbond met de Ammonieten en de Amalekieten, viel samen met hen Israël aan en versloeg het. Ze veroverden de Palmstad [ (= Jericho) ].

14. De Israëlieten dienden 18 jaar lang koning Eglon.

15. Toen begonnen ze de Heer om hulp te roepen. En de Heer gaf hun een man die hen moest bevrijden. Dat was Ehud, de zoon van Gera, uit de stam van Benjamin. Hij was linkshandig. De Israëlieten stuurden hem naar koning Eglon van Moab [ in Jericho ]. Hij ging hem hun belasting brengen.

16. Ehud maakte een kort, scherp zwaard van 1 el [ (45 cm) ] lang en verborg dat onder zijn kleren, op zijn rechterheup.

Lees verder hoofdstuk Richters 3