Oude Testament

Nieuwe Testament

Richters 20:17-33 BasisBijbel (BB)

17. Het hele leger van Israël (zonder de stam van Benjamin) bestond uit 400.000 mannen. Dat waren allemaal ervaren zwaardvechters.

18. Ze gingen naar Bet-El. Daar vroegen ze aan God: "Wie van ons moet voorop gaan in de strijd tegen de stam van Benjamin?" De Heer antwoordde: "De stam van Juda gaat voorop."

19. In de ochtend trokken de Israëlieten met hun leger naar Gibea en stelden daar hun leger op.

20. Toen vielen ze de stam van Benjamin aan.

21. Maar het leger van de stam van Benjamin viel hen vanuit Gibea aan en doodde die dag 22.000 Israëlieten.

22. Maar de mannen van Israël verloren de moed niet. Ze verzamelden hun leger opnieuw, op dezelfde plaats als de vorige dag.

23. Een aantal Israëlieten ging naar het heiligdom van de Heer en treurde daar tot de avond. Daarna vroegen ze aan de Heer: "Moeten we opnieuw strijden tegen de stam van Benjamin, tegen mensen van ons eigen volk?" En de Heer zei: "Ja."

24. Zo trok het leger van de Israëlieten de volgende dag opnieuw naar Gibea.

25. Het leger van de stam van Benjamin kwam hun uit Gibea tegemoet en doodde dit keer 18.000 Israëlieten.

26. Toen trok het hele leger zich terug naar Bet-El. Daar treurden ze bij de Heer. Ze aten de hele dag niets, tot de avond. En ze brachten offers aan de Heer.

27. Opnieuw vroegen ze de Heer om raad. In die tijd stond daar in Bet-El de kist van het verbond van God.

28. Pinehas was in die tijd de hogepriester. Hij was de zoon van Eleazar, die een zoon was van Aäron. Hij vroeg de Heer: "Moeten we opnieuw strijden tegen de stam van Benjamin, tegen mannen van ons eigen volk, of moeten we ermee ophouden?" De Heer zei: "Ga. Morgen geef Ik jullie de overwinning."

29. Toen legde Israël hinderlagen rond Gibea.

30. Op de derde dag stelden de Israëlieten hun leger net zo op als de vorige keren.

31. Weer kwam het leger van Benjamin hun tegemoet vanuit de stad. Het werd door de Israëlieten ver bij de stad vandaan gelokt. Net als de vorige keren werd er een aantal Israëlieten gedood op de weg naar Bet-El en op de weg door het veld naar Gibea. Ongeveer 30 mannen doodden ze.

32. Daardoor dachten ze dat ze de Israëlieten verslagen hadden, net als de vorige keer. Maar de Israëlieten hadden afgesproken: "We doen alsof we vluchten. Zo lokken we hen van de stad weg, naar de wegen."

33. Daarom trokken de Israëlieten zich terug naar Baäl-Tamar.

Lees verder hoofdstuk Richters 20