hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21

Oude Testament

Nieuwe Testament

Richters 18 BasisBijbel (BB)

De verkenners van de stam van Dan

1. In die tijd was er geen koning in Israël. En de stam van Dan had nog steeds geen eigen gebied [ dat groot genoeg was ], zoals de andere stammen van Israël.

2. Daarom ging deze stam op zoek naar een gebied om te veroveren. Ze stuurden vijf dappere mannen van hun stam uit Zora en Estaol op weg om het land te verkennen. Ze kwamen in de bergen van Efraïm bij het huis van Micha. Daar bleven ze slapen.

3. En het accent van de Levitische jongeman viel hun op. Ze vroegen hem: "Hoe ben jij hier gekomen? Wat doe je hier?"

4. Hij antwoordde: "Micha heeft mij gehuurd als priester."

5. Ze zeiden tegen hem: "Wil jij voor ons aan God vragen of we succes zullen hebben op deze reis?"

6. De priester antwoordde: "Jullie kunnen gerust zijn. De Heer zal jullie reis zegenen."

7. Toen gingen de vijf mannen op weg en kwamen in Laïs. En ze zagen dat de bewoners daar veilig woonden, net als de bewoners van Sidon. Ze leefden vredig en onbezorgd. Er was geen heerser die hen lastig viel. Ook woonden ze ver bij Sidon vandaan. Ze gingen met helemaal niemand om.

8. Toen ze bij hun stamgenoten in Zora en Estaol terugkwamen, vroegen die aan hen: "En? Wat hebben jullie gevonden?"

9. Ze antwoordden: "Maak je klaar voor de strijd! We hebben wat gevonden. Het is er geweldig! Wat zitten jullie hier nog? Kom snel mee om dat land te veroveren.

10. Want de mensen daar leven onbezorgd en verwachten helemaal geen gevaar. Als we daar gaan wonen, zullen we meer dan genoeg ruimte hebben en aan niets tekort hebben. God zal het ons geven."

11. Toen vertrokken er 600 gewapende mannen uit Zora en Estaol.

12. Ze gingen naar Kirjat-Jearim in Juda en zetten daar in de buurt hun tentenkamp op. Daarom wordt die plek nog steeds Machane-Dan [ (= 'kamp van Dan') ] genoemd.

13. Vandaar trokken ze naar de bergen van Efraïm. Ze kwamen bij het huis van Micha.

De stam van Dan steelt het godenbeeld van Micha

14. Toen zeiden de vijf verkenners tegen hun stamgenoten: "Weten jullie dat er in één van deze huizen een priesterborsttas is waarmee je God om raad kan vragen, en een aantal godenbeeldjes? Eén beeld is helemaal bedekt met zilver! Nou, dan weten jullie wel wat we moeten doen!"

15. Ze gingen naar het huis van Micha, waar ook de Levitische jongeman woonde. Een aantal van hen hield de Leviet aan de praat.

16. De 600 gewapende mannen uit Dan bleven bij de poort staan.

17. Maar de vijf verkenners slopen naar binnen. Ze namen het zilveren beeld, de borsttas en de godenbeeldjes mee. De priester stond nog bij de poort, bij de gewapende mannen.

18. Maar toen hij zag dat de andere mannen het huis van Micha binnengingen en de priesterborsttas, de godenbeeldjes en het zilveren beeld meenamen, riep hij tegen hen: "Hé, wat doen jullie daar?"

19. Maar ze zeiden tegen hem: "Stil, houd je mond en kom met ons mee. Dan mag je ónze raadgever en priester worden. Wat is nou beter: priester zijn voor het huis van één man, of voor een hele stam van Israël?"

20. Toen werd de priester blij. Hij nam de borsttas, de godenbeeldjes en het zilveren beeld en ging met hen mee.

21. Zo vertrokken ze. Ze lieten hun vrouwen en kleine kinderen voorop gaan met al hun vee en alles wat ze bezaten.

22. Pas toen ze al een heel eind verder waren, riep Micha de mannen uit het dorp bij elkaar en ging hen achterna. Ze haalden hen in.

23. De mannen van Dan hoorden hen achter zich roepen. Ze draaiden zich om en vroegen Micha: "Wat is er? Wat komen jullie doen?"

24. Micha riep: "Jullie hebben de goden meegenomen die ik heb gemaakt, en ook mijn priester. Ik heb niets meer! En dan vragen jullie 'Wat is er?' "

25. Toen zeiden de mannen van Dan tegen hem: "Je kan maar beter je mond houden. Want als je ons kwaad maakt, doden we jou en je hele familie."

26. Toen vertrok de stam van Dan. En omdat Micha zag dat ze sterker waren dan hij, ging hij naar huis terug.

De stam van Dan verovert Laïs

27. Zo namen ze de godenbeelden van Micha mee en ook zijn priester. Ze kwamen bij Laïs. Ze overvielen de bewoners, die helemaal geen aanval verwachtten. Ze doodden iedereen en staken de stad in brand.

28. Niemand kwam de bewoners van Laïs helpen. Want de stad lag ver bij Sidon vandaan, in het dal van Bet-Rechob. De bewoners gingen met helemaal niemand om. Daarna herbouwde de stam van Dan de stad en ging er wonen.

29. Ze noemden de stad Dan, naar hun voorvader Dan, een zoon van Israël. Maar daarvoor heette de stad Laïs.

30. Ze zetten het beeld er neer en Jonatan, de zoon van Gersom, die een zoon was van Manasse, werd priester. Na zijn dood werden zijn zonen priesters voor de stam van Dan. En dat bleef zo totdat de hele bevolking gevangen werd meegenomen [ door de koning van Assur ].

31. Sindsdien stond het beeld van Micha dus in Dan. In die tijd stond het heiligdom van God in Silo.