Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 35:11-18 BasisBijbel (BB)

11. Leugenaars beschuldigen mij van dingen die helemaal niet waar zijn.Ze stellen me vragen over dingen die ik niet heb gedaan.

12. Ik ben goed voor hen geweest,maar als dank zijn zij nu slecht voor míj.Ze willen me doden!

13. Maar wat deed ík?Toen zij ziek waren, trok ik rouwkleren aan.Ik at niet en ik bad vurig voor hen,

14. zo vurig als voor een vriend of broer.Ik liep rond in zwarte kleren en met gebogen hoofd,zoals ik zou doen bij de dood van mijn moeder.

15. Maar nu het slecht met míj gaat,maken zij daar plezier over.Ze komen in drommen kijken!Mensen die ik niet eens ken, komen om mij heen staan.Ze schelden me aldoor uit, er komt geen einde aan.

16. Ze maken me belachelijken bedreigen me.

17. Heer, hoelang blijft U nog toekijken zonder iets te doen?Ze gaan tegen me tekeer als jonge leeuwen,en ik sta helemaal alleen tegenover hen.Red mij alstublieft van hen,want ze willen mijn leven verwoesten.

18. Dan zal ik U prijzen,wanneer we in een grote groep bij elkaar komen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 35