Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 109:5-17 BasisBijbel (BB)

5. In ruil voor het goede dat ik voor hen gedaan heb,doen ze mij nu kwaad.Ik gaf vriendschap, maar ze geven mij er haat voor terug.

6. Laat een onrechtvaardig rechter over mijn vijand rechtspreken.Laat iemand hem bij de rechter beschuldigen.

7. Ik hoop dat hij door de rechter schuldig wordt verklaard,en dat de rechter niet zal luisteren als hij smeekt om vrijspraak.

8. God, zorg dat hij niet lang leeft.Geef zijn taak aan iemand anders.

9. Maak zijn kinderen weeskinderen,en zijn vrouw weduwe.

10. Maak dat zijn kinderen moeten zwerven en bedelen,weggejaagd uit hun verwoeste huis.

11. Zorg dat de man bij wie hij schulden heeft,alles grijpt wat hij bezit.Zorg dat andere mensen plunderenwat hij met hard werken heeft verdiend.

12. Laat niemand vriendelijk voor hem zijn,laat niemand na zijn dood medelijden hebben met zijn kinderen.

13. Laten zijn kinderen worden gedood,zodat zijn familie al gauw niet meer bestaaten zijn naam wordt vergeten.

14. Heer, vergeet ook niet de slechte daden van zijn voorouders.Vergeef niets van wat zijn ouders verkeerd tegen U hebben gedaan.

15. Vergeef niets, maar vernietig zijn hele familie,zodat niemand later nog zal weten dat hij heeft geleefd.

16. Want zelf had hij ook met niemand medelijden.Arme mensen zonder hoop vervolgde hij tot de dood.

17. Andere mensen wenste hij kwaad toe– laat hem nu zelf kwaad overkomen.Hij was voor niemand goed– wees nu ook niet goed voor hem.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 109