Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 22:5-12 BasisBijbel (BB)

5. En hij stuurde boodschappers naar [ de waarzegger ] Bileam, de zoon van Beor. Bileam woonde in Petor, aan de rivier van zijn vaderland. Ze moesten hem zeggen: "Er is een volk uit Egypte gekomen dat zó groot is, dat het hele land door dat volk bedekt wordt. Het staat nu aan de grenzen van mijn land.

6. Dat volk is machtiger dan ik. Kom het daarom alsjeblieft voor mij vervloeken. Misschien zal ik hen dan kunnen overwinnen en uit het land wegjagen. Want ik weet dat als jij iemand zegent, dan is hij werkelijk gezegend. En als jij iemand vervloekt, dan is hij werkelijk vervloekt."

7. De leiders van Moab en van Midian gingen naar Bileam. Ze hadden het loon voor de waarzegger bij zich. Toen ze bij Bileam kwamen, vertelden ze hem de boodschap van Balak.

8. Bileam antwoordde: "Blijf deze nacht hier. Dan zal ik jullie [ morgen ] vertellen wat de Heer mij heeft gezegd." Toen bleven de leiders van Moab bij Bileam.

9. Die nacht kwam God naar Bileam toe en vroeg: "Wie zijn die mannen daar bij jou?"

10. Bileam antwoordde: "Dat zijn boodschappers van koning Balak van Moab.

11. Ze hebben me gezegd dat er een groot volk uit Egypte is gekomen. Een volk dat zó groot is, dat het hele land erdoor bedekt wordt. Koning Balak vraagt mij of ik dat volk voor hem wil komen vervloeken. Hij hoopt het dan te kunnen overwinnen en te kunnen wegjagen."

12. Toen zei God tegen Bileam: "Je mag niet met hen meegaan. Je mag dat volk niet vervloeken, want Ik heb het gezegend."

Lees verder hoofdstuk Numeri 22