Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 22:19-29 BasisBijbel (BB)

19. Maar blijf vannacht hier. Dan zal ik zien wat de Heer mij hierover nog wil zeggen."

20. Die nacht kwam God naar Bileam toe en zei tegen hem: "Ga maar met die mannen mee, nu ze zijn gekomen om je te halen. Maar doe alleen wat Ik je zeg."

21. Toen stond Bileam 's morgens op, zadelde zijn ezel en ging met de leiders van Moab mee.

22. Maar God was vreselijk boos dat Bileam meeging. Hij stuurde zijn Engel om hem tegen te houden. Bileam reed op zijn ezel en had twee dienaren bij zich.

23. De ezel zag de Engel van de Heer met zijn zwaard in de hand op de weg staan. Daarom ging de ezel van de weg af, de akker op. Bileam sloeg de ezel om hem naar de weg terug te krijgen.

24. Toen ging de Engel van de Heer op een weg tussen de wijngaarden staan, op een plaats waar aan beide kanten een muur langs de weg was.

25. Toen de ezel de Engel van de Heer zag, drukte hij zich tegen de muur aan, zodat Bileams voet klem kwam te zitten tegen de muur. Hij sloeg de ezel opnieuw.

26. Toen ging de Engel van de Heer verderop staan, op een smalle plek waar geen ruimte was om langs Hem heen te komen.

27. Toen de ezel de Engel van de Heer weer zag, ging hij onder Bileam op de grond liggen. Bileam werd woedend en begon de ezel met zijn stok te slaan.

28. Toen zorgde de Heer ervoor dat de ezel kon praten.

29. De ezel zei tegen Bileam: "Je hebt me nu drie keer geslagen. Wat heb ik verkeerd gedaan?" Bileam antwoordde de ezel: "Je zet mij voor gek! Als ik een zwaard bij me had gehad, zou ik je nu doden."

Lees verder hoofdstuk Numeri 22