Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 21:9-23 BasisBijbel (BB)

9. Toen maakte Mozes een koperen slang en zette die op een paal. Als iemand was gebeten en naar de koperen slang keek, bleef hij in leven.

10. Daarna vertrokken de Israëlieten naar Obot. Daar zetten ze hun tenten op.

11. Van Obot trokken ze naar de heuvels van Abarim. Die liggen in de woestijn die aan de oostkant van Moab ligt.

12. Vandaar gingen ze naar de Zered-beek.

13. Van de Zered trokken ze naar de overkant van de Arnon. De Arnon stroomt in de woestijn en komt uit het gebied van de Amorieten. Want de Arnon is de grens tussen Moab en de Amorieten.

14. (Daarom wordt er gezegd in het Boek van de Oorlogen van de Heer: 'Waheb in Sufa, en de dalen van de Arnon,

15. en op de hellingen van de beken die stromen naar de plaats Ar en tot aan de grens van Moab komen.')

16. Vandaar gingen ze naar Beër. Daar bij Beër is de bron waarvan de Heer tegen Mozes zei: "Laat het volk bij elkaar komen, dan zal Ik ze water geven."

17. Daar maakte het volk dit lied: 'Borrel op, bron!Zing om de beurt van de bron,

18. de bron die door koningen is gegraven,die door de leiders van het volk is geboord met een koningsstaf,met een heersersstaf.'

19. Van de woestijn trokken ze naar Mattana. Van Mattana naar Nahaliël.

20. Van Nahaliël naar Bamot. Van Bamot naar het dal dat in de vlakte van Moab ligt, bij de berg van de Pisga, vanwaar je uitkijkt over de Wildernis.

21. Daar stuurde Israël boodschappers naar koning Sihon van de Amorieten. Ze moesten hem vragen:

22. "Mogen we door uw land trekken? We zullen op de weg blijven. We zullen niet dwars door akkers en wijngaarden gaan. We zullen geen bronwater drinken. We zullen over de grote weg gaan, totdat we uw land doorgetrokken zijn."

23. Maar Sihon wilde niet dat Israël door zijn land zou trekken. Hij riep zijn hele leger bij elkaar en ging Israël tegemoet in de woestijn. Bij Jaza viel hij Israël aan.

Lees verder hoofdstuk Numeri 21