Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 20:9-17 BasisBijbel (BB)

9. Mozes haalde de staf op die bij de Heer werd bewaard, zoals de Heer hem bevolen had.

10. Mozes en Aäron lieten het volk bij de rots bij elkaar komen en zeiden: "Let op, mopperaars! Dan zullen wij voor jullie water uit deze rots laten komen!"

11. En Mozes sloeg twee keer [ met de staf ] op de rots. Toen kwam er veel water uit. Alle mensen en al het vee konden drinken.

12. Maar de Heer zei tegen Mozes en Aäron: "Jullie hebben niet op Mij vertrouwd. Jullie hebben Mij tegenover het volk niet geëerd. Daarom zullen jullie dit volk niet in het land brengen dat Ik hun geef."

13. De plaats waar dit gebeurde werd Meriba [ (= 'ruzie') ] genoemd. Want de Israëlieten maakten er ruzie met de Heer. Daar liet Hij hun zien dat Hij de Heilige is.

14. Toen stuurde Mozes vanuit Kades boodschappers naar de koning van Edom. Ze moesten hem zeggen: "Dit zegt uw broer Israël: U weet van alle moeilijkheden die ons zijn overkomen.

15. U weet dat onze voorouders naar Egypte gingen en dat we daar lange tijd hebben gewoond. U weet dat de Egyptenaren ons en onze voorouders slecht hebben behandeld.

16. Toen riepen we de Heer om hulp, en Hij hoorde ons. Hij stuurde een engel en bevrijdde ons uit Egypte. Nu zijn we bij de stad Kades, aan de grens van uw gebied.

17. Mogen we alstublieft door uw land heen trekken? We zullen niet dwars door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen bronwater drinken. We zullen alleen over de grote weg gaan. We zullen nergens van de weg afgaan, totdat we uw gebied helemaal doorgetrokken zijn."

Lees verder hoofdstuk Numeri 20