Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 16:39-50 BasisBijbel (BB)

39. Toen nam de priester Eleazar de koperen vuurpannen van de mannen die verbrand waren. Hij maakte er dunne platen van en bedekte daarmee het altaar.

40. Dat was om de Israëlieten te helpen onthouden dat, behalve de familie van Aäron, niemand anders een wierook-offer bij de Heer mag brengen. Want dan zou hun hetzelfde overkomen als Korach en de mannen die met hem meededen.

41. Maar de volgende ochtend mopperde het hele volk van de Israëlieten tegen Mozes en Aäron: "Jullie hebben het volk van de Heer gedood."

42. Toen de mensen naar Mozes en Aäron dromden bij de tent van ontmoeting, daalde de wolk van de Heer neer. Zijn stralende aanwezigheid bedekte de tent.

43. Mozes en Aäron gingen naar de ingang van de tent van ontmoeting.

44. En de Heer zei tegen Mozes:

45. "Ga weg bij dit volk, want Ik ga hen in één ogenblik doden." Toen lieten ze zich voor de Heer op de grond vallen.

46. En Mozes zei tegen Aäron: "Neem snel een vuurpan, doe er vuur van het altaar in, leg er wierook op en ga snel naar het volk. Vraag daar aan de Heer om vergeving voor hen. Want de Heer is vreselijk boos op hen geworden en straft hen al. Want er is een gevaarlijke ziekte uitgebroken."

47. Aäron nam een vuurpan en ging er haastig mee tussen de mensen staan. Want er was een vreselijke ziekte onder de mensen uitgebroken. Hij legde er wierook op en vroeg daarmee aan de Heer om vergeving voor het volk.

48. Toen hij zo tussen de levenden en doden stond, hield de ziekte op.

49. Er waren 14.700 mensen aan de ziekte gestorven. De mannen die samen met Korach waren gedood, waren daar niet bij meegeteld.

50. Toen Aäron terugkwam bij Mozes bij de ingang van de tent van ontmoeting, was de ziekte opgehouden.

Lees verder hoofdstuk Numeri 16