Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 13:19-24 BasisBijbel (BB)

19. Zodra het op de avond vóór de heilige rustdag donker werd in de poorten van Jeruzalem, werden op mijn bevel de poortdeuren gesloten. Ik beval dat ze pas ná de heilige rustdag weer geopend mochten worden. Ik liet een aantal van mijn dienaren bij de deuren de wacht houden. Zo zorgde ik ervoor dat er op de heilige rustdag niets de stad in gebracht zou worden om verkocht te worden.

20. Maar toen bleven de handelaars en de verkopers buiten de muren van Jeruzalem overnachten. Dat gebeurde een aantal keren.

21. Toen waarschuwde ik hen: "Waarom overnachten jullie bij de stadsmuur? Als jullie dat nóg een keer doen, laat ik jullie gevangen nemen." Vanaf toen kwamen ze niet meer op de heilige rustdag naar de stad toe.

22. Ik beval de Levieten dat zij zich voor de Heer zouden klaarmaken en dan de poorten zouden komen bewaken. Ze moesten er zo voor zorgen dat de mensen zich weer aan de heilige rustdag zouden houden.– Mijn God, vergeet niet dat ik ook dit gedaan heb. Heb alstublieft medelijden met mij, omdat U goed en liefdevol bent.

23. Ik kwam erachter dat er intussen Judeeërs waren getrouwd met vrouwen uit Asdod, Ammon en Moab.

24. Veel van hun kinderen spraken alleen de taal van Asdod of een andere vreemde taal, maar helemaal geen Judees.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 13