Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 11:19-36 BasisBijbel (BB)

19. De leiders van de poortwachters waren: Akkub, Talmon en de andere mannen uit hun familie. Zij hielden de wacht bij de poorten. Er waren 172 poortwachters.

20. De rest van de Israëlieten, priesters en Levieten woonde in de andere steden in Juda. Ieder was gaan wonen in het gebied dat altijd van zijn familie was geweest.

21. De tempelknechten woonden op de heuvel Ofel. Ze stonden onder leiding van Ziha en Gispa.

22. Het hoofd van de Levieten in Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, die een zoon was van Hasabja, die een zoon was van Mattanja, die een zoon was van Micha, uit de familie van Asaf. De familie van Asaf deed dienst als zangers in de tempel van God.

23. De koning had bevolen dat ze elke dag zouden krijgen wat ze nodig hadden.

24. Petaja, de zoon van Mesezabeël, uit de familie van Zera, de zoon van Juda, gaf de koning van Perzië raad in alles wat met de Israëlieten te maken had.

25. In de volgende steden en dorpen waren Judeeërs gaan wonen: in Kirjat-Arba en de dorpen die daarbij hoorden, Dibon en de dorpen die daarbij hoorden, Jekabzeël en de dorpen die daarbij hoorden,

26. Jesua, Molada, Bet-Pelet,

27. Hazar-Sual, Berseba en de dorpen die daarbij hoorden,

28. Ziklag, Mechona en de dorpen die daarbij hoorden,

29. En-Rimmon, Zora, Jarmut,

30. Zanoa, Adullam en de dorpen die daarbij hoorden, Lachis en de velden die daarbij hoorden en Azeka en de dorpen die daarbij hoorden. Ze gingen wonen in de dorpen en steden vanaf Berseba tot aan het Hinnomdal.

31. De mensen uit de stam van Benjamin gingen in de volgende steden en dorpen wonen: Geba, Michmas, Aja, Bet-El en alle dorpen die daarbij hoorden,

32. Anatot, Nob, Ananja,

33. Hazor, Rama, Gittaïm,

34. Hadid, Zeboïm, Neballat,

35. Lod, Ono en het Handwerkersdal.

36. Van de Levieten woonde een aantal in het gebied van de stam van Juda en een aantal in het gebied van de stam van Benjamin.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 11