Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 6:20-27 BasisBijbel (BB)

20. "Vanaf de dag dat Aäron tot hogepriester gezalfd wordt, moet hij elke dag de volgende offers aan Mij brengen: elke dag 1/10 efa [ (2,2 liter) ] fijn meel. De ene helft daarvan moet hij 's morgens offeren en de andere helft 's avonds.

21. Hij moet het meel met olijf-olie mengen en er in een pan een brood van bakken. Dat brood moet hij in stukken breken en aan Mij offeren. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.

22. Elke priester die ná hem tot hogepriester gezalfd zal worden, moet dat zo doen. Het is een eeuwige wet. Het hele meel-offer moet voor Mij verbrand worden.

23. Elk meel-offer van een hogepriester moet helemaal verbrand worden. Er mag niets van worden opgegeten."

24. De Heer zei tegen Mozes:

25. "Zeg tegen Aäron en zijn zonen: Dit zijn de wetten voor de vergevings-offers. Het vergevings-offer moet bij Mij worden geslacht, op de plaats waar ook altijd het brand-offer geslacht wordt. Het is heel erg heilig.

26. De priester die het vergevings-offer offert, mag het offer ook opeten. Hij moet het op een heilige plaats opeten: binnen de omheining van de tent van ontmoeting.

27. Alle dingen en alle mensen die het vlees aanraken, zijn voor Mij en moeten Mij dienen. En alles wat het vlees aanraakt, is voor Mij. Als bloed van dit offerdier op iemands kleren spat, moeten die kleren op een heilige plaats gewassen worden.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 6