Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 25:6-14 BasisBijbel (BB)

6. Wat er in dat jaar op het land groeit, zal genoeg zijn voor jullie allemaal om van te leven. Het is genoeg voor jullie en jullie slaven, slavinnen en knechten en voor de vreemdelingen die bij jullie wonen.

7. Ook voor het vee en de wilde dieren.

8. Jullie moeten zeven keer zo'n rustjaar houden, tot er zeven keer zeven jaren, dus 49 jaren, voorbij zijn.

9. In het 50e jaar moet er op de tiende dag van de zevende maand op de trompetten worden geblazen. Dat is op de [ jaarlijkse ] Dag van Vergeving.

10. Elk 50e jaar moeten jullie vieren als een speciaal jaar. Dat jaar moeten alle slaven in het land vrijgelaten worden. Het is voor iedereen een Jubeljaar. Iedereen mag teruggaan naar zijn eigen stuk grond en naar zijn eigen familie.

11. Dat 50e jaar zal een Jubeljaar voor jullie zijn. Dat jaar mogen jullie niet zaaien. En wat vanzelf op het land opkomt, mogen jullie niet oogsten [ om te verkopen, maar alleen om zelf van te eten ]. En de druiven die aan jullie niet-gesnoeide wijnstruik groeien, mogen jullie niet plukken [ om te verkopen, maar alleen om zelf van te eten ].

12. Het zal een Jubeljaar voor jullie zijn, een speciaal jaar voor Mij. Jullie mogen alleen eten wat vanzelf opkomt.

13. En in het Jubeljaar zal iedereen ook het land terugkrijgen dat vroeger van hem was."

14. [ De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: ] Als je een stuk grond aan iemand verkoopt, of grond van hem koopt, dan moet je heel eerlijk de prijs bepalen.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 25