Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 25:11-26 BasisBijbel (BB)

11. Dat 50e jaar zal een Jubeljaar voor jullie zijn. Dat jaar mogen jullie niet zaaien. En wat vanzelf op het land opkomt, mogen jullie niet oogsten [ om te verkopen, maar alleen om zelf van te eten ]. En de druiven die aan jullie niet-gesnoeide wijnstruik groeien, mogen jullie niet plukken [ om te verkopen, maar alleen om zelf van te eten ].

12. Het zal een Jubeljaar voor jullie zijn, een speciaal jaar voor Mij. Jullie mogen alleen eten wat vanzelf opkomt.

13. En in het Jubeljaar zal iedereen ook het land terugkrijgen dat vroeger van hem was."

14. [ De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: ] Als je een stuk grond aan iemand verkoopt, of grond van hem koopt, dan moet je heel eerlijk de prijs bepalen.

15. De prijs hangt af van het aantal keren dat je nog kan oogsten voordat er weer een Jubeljaar is. [ Want in het Jubeljaar gaat het land weer terug naar de vorige eigenaar. ]

16. Als er nog veel jaren komen vóór het volgende Jubeljaar, is de prijs hoger. Als er nog maar weinig jaren komen vóór het volgende Jubeljaar, is de prijs lager. Want eigenlijk verkoop je het aantal oogsten.

17. Jullie moeten hier eerlijk in zijn, want jullie moeten diep ontzag hebben voor jullie God. Ik ben jullie Heer God.

18. Jullie moeten je aan al mijn wetten en leefregels houden. Dan zullen jullie veilig in het land kunnen wonen.

19. Het land zal zulke grote oogsten geven, dat jullie kunnen eten zoveel jullie willen. En jullie zullen er in vrede kunnen wonen.

20. Misschien vragen jullie je af: 'Wat moeten we dan in het zevende jaar eten? We mogen niet zaaien en we mogen niet oogsten!'

21. Ik zal jullie in het zesde jaar zó zegenen, dat de oogst van het zesde jaar groot genoeg zal zijn voor drie jaar.

22. In het achtste jaar mogen jullie weer zaaien. Maar tot het negende jaar moeten jullie nog eten van de oogst van het zesde jaar. Want pas in het negende jaar kunnen jullie eten van wat je in het achtste jaar hebt gezaaid. Dus tot het negende jaar moeten jullie eten van de oogst van het zesde jaar.

23. Als iemand zijn grond heeft moeten verkopen, zal die niet voor altijd verkocht blijven. Want het land is van Mij. En jullie zijn [ eigenlijk ] vreemdelingen in mijn land.

24. In het hele land mogen de mensen altijd hun grond terugkopen.

25. Als iemand arm is geworden en een deel van zijn grond heeft moeten verkopen, dan kan iemand van zijn naaste familie het land voor hem terugkopen.

26. Als niemand dat voor hem doet, mag hij de grond zelf terugkopen als hij daar zelf weer genoeg geld voor heeft.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 25