Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 21:12-21 BasisBijbel (BB)

12. Want mijn heilige zalf-olie is op hem. Hij moet in het heiligdom blijven, want anders maakt hij mijn heiligdom onheilig. Ik ben de Heer.

13. De hogepriester mag alleen trouwen met een vrouw die nog nooit met een man naar bed is geweest.

14. Hij mag niet met een weduwe trouwen, of met een vrouw die door haar man is weggestuurd, of met een vrouw die al een keer met een man naar bed geweest is. En hij moet een vrouw van zijn eigen stam kiezen.

15. Want anders zouden zijn kinderen onheilig zijn. Want Ik ben de Heer, en Ik heb hem heilig gemaakt en uitgekozen om Mij te dienen."

16. De Heer zei tegen Mozes:

17. "Zeg tegen Aäron: Als een priester een afwijking aan zijn lichaam heeft, mag hij niet mijn offers brengen. Niemand met een afwijking aan zijn lichaam mag het werk van een priester doen.

18. Niemand die blind of verlamd is, of misvormde armen of benen heeft, mag mijn offers brengen.

19. Ook niemand met een gebroken arm of been,

20. een misvormde rug, te korte armen en benen, een oogziekte, een huidziekte of beschadigde geslachtsdelen.

21. Niemand uit de familie van Aäron met een afwijking aan zijn lichaam mag bij Mij komen om de vuur-offers aan Mij te offeren.

Lees verder hoofdstuk Leviticus 21