Oude Testament

Nieuwe Testament

Leviticus 14:26-33 BasisBijbel (BB)

26. Dan moet de priester een deel van de olijf-olie in zijn [ eigen ] linkerhand gieten.

27. Hij moet een vinger van zijn rechterhand in die olijf-olie dopen en zeven keer olijf-olie vóór Mij sprenkelen.

28. Van de rest van de olijf-olie in zijn hand moet de priester een beetje aan de rechter oorlel van de man smeren. Ook aan zijn rechter duim en aan zijn rechter grote teen, bovenop het bloed van het schuld-offer.

29. Wat er in zijn hand is overgebleven, moet hij op het hoofd van de man doen. Zo moet de priester aan Mij om vergeving voor hem vragen.

30. Dan moet hij de twee tortelduiven of de twee jonge gewone duiven nemen – net wat de man kon betalen.

31. De ene duif is voor een vergevings-offer en de andere voor een brand-offer. Ook het meel moet hij offeren. Zo moet de priester aan Mij om vergeving vragen voor de man die gereinigd moet worden.

32. Dit zijn de regels voor mensen die een besmettelijke huidziekte gehad hebben en die niet rijk genoeg zijn om [ de offers ] voor hun reiniging te betalen."

33. De Heer zei tegen Mozes en Aäron:

Lees verder hoofdstuk Leviticus 14