Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 9:17-23 BasisBijbel (BB)

17. De Israëlieten waren namelijk verder getrokken en bereikten op de derde dag de steden waar die mannen vandaan kwamen: Gibeon, Kefira, Beërot en Kirjat-Jearim.

18. Maar ze doodden hen niet, omdat de leiders van het volk bij de Heer God hadden gezworen dat ze hen in leven zouden laten. Toen was het hele volk boos op de leiders.

19. Maar de leiders antwoordden: "We hebben bij de Heer, de God van Israël, gezworen dat we hun niets zouden doen. Daarom kunnen we hen niet doden.

20. We moeten hen wel in leven laten. Als we dat niet doen, zal God woedend op ons zijn omdat we ons niet aan onze eed hebben gehouden.

21. Jullie mogen hen dus niet doden." En de leiders besloten dat de bewoners van Gibeon voortaan houthakkers en waterdragers voor de Israëlieten zouden zijn.

22. Jozua liet hen bij zich komen en zei tegen hen: "Waarom hebben jullie ons bedrogen? Waarom hebben jullie gezegd dat jullie ver weg wonen, terwijl jullie vlak bij ons wonen?

23. Omdat jullie dat gedaan hebben, vervloek ik jullie. Jullie zullen voor altijd onze knechten zijn. Voortaan zullen jullie houthakkers en waterdragers voor het heiligdom van mijn God zijn."

Lees verder hoofdstuk Jozua 9