Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 15:9-16 BasisBijbel (BB)

9. Daar met een bocht van de top van de berg naar de bron van Neftoa en tot aan de steden van de bergen van Efron. Daar met een boog naar Baäla, dat is Kirjat-Jearim.

10. Daarna van Baäla met een bocht naar het westen naar de bergen van Seïr. Dan in noordelijke richting naar de bergrug van Jearim (dat is Kesalon). Daar weer naar beneden naar Bet-Semes tot Timna.

11. Dan in noordelijke richting naar de bergrug van Ekron, met een bocht vandaar naar Sichron, verder naar de berg van Baäla en dan langs Jabneël tot aan de Grote Zee.

12. De westgrens was de kust langs de Grote Zee. Dit zijn de grenzen van het gebied dat werd verdeeld onder de families van de stam van Juda.

13. Maar Kaleb kreeg een eigen deel in het gebied van de stam van Juda. Hij kreeg Kirjat-Arba (dat is nu Hebron) zoals de Heer aan Jozua bevolen had. Arba was de vader van Enak geweest.

14. Kaleb verjoeg daar de drie zonen van Enak: Sesai, Ahiman en Talmai.

15. Vanuit Kirjat-Arba viel hij Kirjat-Sefer aan (dat is nu Debir).

16. Kaleb beloofde: "Wie Kirjat-Sefer verovert, mag met mijn dochter Achsa trouwen."

Lees verder hoofdstuk Jozua 15