Oude Testament

Nieuwe Testament

Joël 1:9-13 BasisBijbel (BB)

9. Er kunnen geen meel-offers en wijn-offers meer worden gebracht in de tempel van de Heer. De priesters, de dienaren van de Heer, zijn diepbedroefd.

10. De akkers zijn kaal, het land treurt. Want het graan is vernietigd, de druiven zijn verdroogd, de olijven hebben geen olie.

11. De boeren en wijnboeren zijn wanhopig. Ze jammeren over het graan en de druiven. Want de hele oogst is vernield.

12. De wijnstruiken zijn verdroogd en de vijgenbomen hangen slap van droogte. De granaatappelbomen, de palmen, de appelbomen, alle bomen zijn verdroogd. Alle vreugde is verdwenen.

13. Priesters, doe rouwkleren aan en huil. Jammer het uit, jullie die bij het altaar dienen. Slaap in rouwkleren, dienaren van mijn God, want er kunnen geen meel-offers en wijn-offers meer worden gebracht in de tempel van jullie God.

Lees verder hoofdstuk Joël 1