Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 5:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Roep maar, Job! Er is niemand die je antwoordt!Niemand in de hemel zal je antwoord geven.

2. Alleen een dwaas ergert zich zó erg, dat hij sterft.Alleen een dwaas sterft van jaloersheid.

3. Ik heb het zelf gezien:eerst gaat het goed met een dwaas mens die zich niets van God aantrekt.Maar plotseling is het met hem afgelopen.

4. Niemand zorgt voor zijn kinderen.Ze worden slecht behandeld, en niemand komt voor hen op.

5. Alles wat hij geoogst had, wordt door hongerige mensen opgegeten.Ze graaien het zelfs tussen de doornstruiken vandaan.Rovers stelen alles wat hij bezat.

6. Rampen komen niet zomaar op uit de grond.Ellende groeit niet op de akkers.

7. Maar elk mens overkomt nu eenmaal ellende.Dat is net zo zeker als dat er áltijd vonken omhoog schieten uit een vuur.

8. Wat jij moet doen, is naar God gaan.Je moet aan Hem voorleggen wat er is gebeurd.

9. Hij doet dingen die wij niet kunnen begrijpen.Ontelbare wonderen doet Hij.

10. Hij laat het regenen op de aarde.Hij giet het water uit over de velden.

11. Hij zorgt ervoor dat gewone mensen belangrijk worden.Bedroefde mensen maakt Hij weer blij.

12. Hij laat de plannen van schurken mislukken.Hij zorgt dat er niets van terecht komt.

13. Hij vangt de sluwe mensen in hun eigen sluwheid.Hun plannen lopen op niets uit.

Lees verder hoofdstuk Job 5