Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 41:17-22 BasisBijbel (BB)

17. Hij is niet met een zwaard, speer, pijlen of een ander wapen te doden,want elk wapen breekt.

18. IJzer is voor hem als stro.Koper is voor hem als rot hout.

19. Pijlen kunnen hem niet op de vlucht jagen.Slingerstenen zijn voor hem als plukken droog gras.

20. Een knots is voor hem als een bosje stro.Hij lacht erom als hij met een speer wordt bedreigd.

21. Aan zijn buik zitten scherpe punten.Die snijden door de modderzoals een ploeg door de aarde snijdt.

22. Als hij in het water is, gaat het water koken.De zee om hem heen borrelt als een pan met kokend water.

Lees verder hoofdstuk Job 41