Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 41:13-22 BasisBijbel (BB)

13. Zijn nek is één en al kracht.Alles en iedereen is bang voor hem.

14. Zijn vlees is strak en gespierd.Het zit als een pantser om hem heen.

15. Zijn binnenste is zo hard als een steen.Het is zo hard als een molensteen.

16. Als hij zich opricht,zijn de moedigste mensen nog bang voor hem.Ze raken helemaal in paniek.

17. Hij is niet met een zwaard, speer, pijlen of een ander wapen te doden,want elk wapen breekt.

18. IJzer is voor hem als stro.Koper is voor hem als rot hout.

19. Pijlen kunnen hem niet op de vlucht jagen.Slingerstenen zijn voor hem als plukken droog gras.

20. Een knots is voor hem als een bosje stro.Hij lacht erom als hij met een speer wordt bedreigd.

21. Aan zijn buik zitten scherpe punten.Die snijden door de modderzoals een ploeg door de aarde snijdt.

22. Als hij in het water is, gaat het water koken.De zee om hem heen borrelt als een pan met kokend water.

Lees verder hoofdstuk Job 41