Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 32:2-11 BasisBijbel (BB)

2. Maar Elihu, de zoon van Baracheël, uit Buzia, uit de familie van Ram, werd er woedend over dat Job beweerde dat hij het beter wist dan God.

3. Ook was hij kwaad op Jobs vrienden, omdat zij Job niets meer wisten te antwoorden terwijl ze er toch van overtuigd waren dat hij schuldig was.

4. Maar hij had gewacht tot Job was uitgesproken, omdat hij jonger was dan de anderen.

5. Maar toen Elihu zag dat de andere drie niets meer wisten te zeggen, werd hij heel boos.

6. En hij zei:Ik ben nog jong, en jullie zijn al bejaard.Daarom durfde ik niet gelijk te zeggen wat ik ervan vond.

7. Ik dacht: "Ik zal eerst de oude wijze mannen laten spreken.Want omdat zij oud zijn, zijn zij wijzer dan ik."

8. Maar het is de Geest van de Almachtige God in de mensendie de mensen wijsheid geeft.

9. Als iemand oud is, betekent dat niet vanzelf dat hij ook wijs is.En het zijn niet persé de bejaarden die weten wat rechtvaardig is.

10. Daarom zeg ik: luister ook naar mij.Dan zal ik óók zeggen wat ik ervan vind.

11. Ik heb eerst gewacht wat jullie zouden zeggen.Ik heb goed naar jullie geluisterd.Ik heb afgewacht of jullie Job een goed antwoord zouden geven.

Lees verder hoofdstuk Job 32