Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 2:1-9 BasisBijbel (BB)

1. Opnieuw was er een dag dat de engelen bij de Heer kwamen en vóór Hem gingen staan. De duivel was ook gekomen.

2. En de Heer zei tegen de duivel: "Waar ben je geweest?" De duivel antwoordde: "Ik heb rondgezworven over de aarde. Ik ben overal geweest."

3. Toen vroeg de Heer hem: "Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Niemand op aarde is zo eerlijk en heeft zoveel ontzag voor Mij als hij. Zelfs nu jij Mij hebt overgehaald om hem zonder reden kwaad te doen, blijft hij diep ontzag voor Mij hebben. Hij dient Mij nog steeds."

4. Maar de duivel antwoordde: "Ieder mens wil alles wel opgeven, als hij maar in leven mag blijven.

5. Maar stel dat hij ernstig ziek zou worden. Dan zal hij niets meer met U te maken willen hebben. Dat weet ik zeker."

6. Toen zei de Heer tegen de duivel: "Goed. Je mag met hem doen wat je wil, maar je mag hem niet doden."

7. Toen ging de duivel bij de Heer weg. En hij maakte Job ernstig ziek. Job kwam van top tot teen onder de zweren te zitten.

8. Hij ging buiten de stad op de vuilnishoop zitten en krabde zich met een potscherf.

9. Toen zei zijn vrouw tegen hem: "Blijf je nu nog steeds God dienen? Laat God toch zitten en sterf!"

Lees verder hoofdstuk Job 2