Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 19:8-18 BasisBijbel (BB)

8. Ik ben te pletter gelopentegen de muur die Hij op mijn pad heeft neergezet.Hij heeft het om mij heen helemaal donker gemaakt.

9. Hij heeft me helemaal vernederd.Niemand heeft nog respect voor mij.

10. Hij laat niets van me over.Het is afgelopen met me.Ik heb geen enkele hoop meer.

11. Hij is woedend op meen behandelt me alsof ik zijn vijand ben.

12. Zijn troepen komen als één man op mij af.Ze banen zich een weg naar mij toe.Ze gaan rond mijn huis op de loer liggen.

13. Hij heeft mijn broers bij mij weggejaagd.Mijn kennissen komen niet meer.

14. Mijn familie blijft bij me weg.Bekenden zijn me vergeten.

15. Mijn knechten en slavinnen behandelen me als een vreemde.Ik ben voor hen een onbekende geworden.

16. Als ik mijn knecht roep, antwoordt hij niet.Ik moet hem echt smeken om te komen.

17. Mijn vrouw vindt dat mijn adem stinkt.Mijn eigen familieleden moet ik smeken om te komen.

18. Jonge kinderen hebben geen respect meer voor mij.Als ik opsta om mijn mening te geven, spreken ze me tegen.

Lees verder hoofdstuk Job 19