Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 16:9-18 BasisBijbel (BB)

9. In zijn woede bestookt Hij mij en verscheurt Hij mij.Hij knarst zijn tanden tegen mij van haat.Mijn Vijand laat mij geen moment uit zijn ogen.

10. De mensen lachen me uit en slaan me in mijn gezicht.Ze zijn als één man tégen mij.

11. God heeft me in de macht van schurken gegeven.Hij geeft mij in handen van mensen die zich niets van Hem aantrekken.

12. Ik leefde in vrede, maar Hij verstoorde die ruw.Hij greep mij bij de nek en smeet me tegen de grond.Ik werd zijn doelwit.

13. Zijn pijlen raken me van alle kanten.Zonder medelijden schiet Hij ze op mij af.Mijn leven stroomt uit mij weg.

14. Zoals een sterke krijger een stad bestormt,zo bestormt Hij mij en beukt op me in.

15. Ik heb rouwkleren aangetrokken.Ik heb geen kracht meer over.

16. Mijn gezicht zit onder de vuile vegen van al het huilen.Ik zie de duisternis van de dood al naderen.

17. Toch heb ik niets verkeerds gedaan.Ik heb altijd met een zuiver geweten gebeden.

18. Aarde, wanneer ik sterf,bedek dan niet mijn bloed, het bloed van een onschuldig mens.Laat dat bloed zichtbaar blijven,zodat het roept om een eerlijk oordeel over mij.

Lees verder hoofdstuk Job 16