Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 8:1-4 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zei tegen mij: "Neem een grote schrijfplank. Schrijf daarop met grote letters zodat iedereen het kan lezen: 'Snelle roof, snelle buit.' "

2. Ik zorgde ervoor dat de priester Uria en Zacharia, de zoon van Jeberechja, het mij zagen opschrijven, want zij waren betrouwbare mannen. Zo had ik getuigen.

3. Intussen was mijn vrouw, een profetes, in verwachting geraakt. We kregen een zoon. De Heer zei tegen mij: "Noem hem Maher-Schalal Chaz-Baz [ (= 'Snelle roof, snelle buit') ].

4. Want voordat de jongen 'pappa' en 'mamma' zal kunnen zeggen, zullen de rijkdommen van Damaskus [ (de hoofdstad van Aram) ] en de buit uit Samaria [ (de hoofdstad van het koninkrijk Israël) ] worden meegenomen naar de koning van Assur."

Lees verder hoofdstuk Jesaja 8