hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66

Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 60 BasisBijbel (BB)

1. [ De Heer zegt: ] "Sta op, Jeruzalem, kom in het licht. Het stralende licht van de Heer zal op je schijnen. Zijn zon gaat over je op.

Jeruzalem wordt in ere hersteld

2. De aarde en de volken zullen in het donker liggen. Maar op jou zal het licht van de Heer schijnen. Iedereen zal zien dat zijn stralende macht en majesteit bij je is.

3. De volken en hun koningen zullen naar dat licht toe komen dat op jullie schijnt.

4. [ Jeruzalem, ] kijk eens om je heen! Let op, ze komen allemaal van ver naar je toe. Ook je bewoners worden naar je toe gebracht, zoals je kinderen op de arm meeneemt. Ze zullen bij jou verzorgd worden.

5. Wanneer je dat ziet, zul je tranen in de ogen hebben van blijdschap. Je hart zal bonzen van vreugde. De schatten van de zee en de rijkdommen van de volken zullen naar je toe gebracht worden.

6. Grote kudden kamelen uit Midian en Hefa zullen je land bedekken. Uit Scheba zullen de mensen goud en wierook komen brengen. Ze zullen vertellen wat een geweldige dingen de Heer heeft gedaan.

7. De schapen uit Kedar en Nebajot zullen naar je toe worden gebracht. Jullie zullen ze op mijn altaar offeren en Ik zal er blij mee zijn. Ik zal mijn tempel net zo prachtig maken als vroeger.

8. Wie komen daar als een wolk aanvliegen, als duiven naar hun til? [ Schepen uit verre landen ].

9. De landen langs de kust vertrouwen op Mij. De schepen van Tarsis varen voorop. Ze zullen je bewoners van grote afstand hierheen brengen. Ze brengen zilver en goud mee voor je Heer God, de Heilige God van Israël, omdat Hij je machtig heeft gemaakt.

10. Vreemdelingen zullen je muren weer opbouwen. Koningen van andere landen zullen je dienen. Uit woede heb Ik je gestraft. Maar omdat Ik van je houd, heb Ik ook weer medelijden met je gehad.

11. Je poorten zullen altijd open staan. Dag en nacht zullen zij open staan, zodat de rijkdommen van de volken naar binnen gebracht kunnen worden. Ook hun koningen zullen [ als jouw krijgsgevangenen ] meegebracht worden.

12. Volken en koninkrijken die jou niet willen dienen, zullen worden vernietigd. Ze zullen worden verwoest.

13. De schatten van de Libanon zullen naar je toe worden gebracht: hout van cipressen, platanen en dennenbomen. Het zal worden gebruikt om mijn tempel mooi te maken. De plaats waar mijn voeten op aarde rusten zal ermee versierd worden.

14. De zonen van je vijanden zullen nederig naar je toe komen. Al je vijanden zullen zich voor je voeten op de grond laten vallen. Ze zullen je noemen: 'Stad van de Heer, het Jeruzalem van de Heilige God van Israël.'

15. Vroeger was je verlaten en gehaat. Niemand wilde binnen je muren komen. Maar dan zal Ik je tot mijn sieraad maken. Door alle eeuwen heen zullen de mensen blij met je zijn.

16. De volken zullen je voedsel brengen, zoals een moeder haar kind voedt. Je zal koninklijk voedsel krijgen. Je zal weten dat Ik de Heer, je Redder ben, je Bevrijder, de Machtige God van Jakob.

17. Ik zal je koper omruilen voor goud. Je ijzer voor zilver. Je hout voor koper. Je stenen voor ijzer. Ik zal ervoor zorgen dat je leiders je in vrede zullen leiden. En dat ze rechtvaardig zullen zijn.

18. Er zal helemaal geen geweld meer zijn in je land. In je hele land zal niets meer verwoest worden. Je muren zullen 'Voorspoed' heten en je poorten 'Loflied.'

19. De zon zal overdag niet meer voor je hoeven te schijnen, en de maan 's nachts niet. Want het licht van de Heer zal voor eeuwig op je schijnen. Je God zal je licht zijn.

20. Ik ben als een zon die nooit ondergaat en als een maan die nooit afneemt. Want Ik, de Heer, zal je eeuwige licht zijn. Er zal een einde zijn gekomen aan je tijd van rouw en verdriet.

21. Je hele volk zal leven zoals Ik het wil. Ze zullen het land voor eeuwig bezitten. Ze zullen een stek zijn die Ik heb geplant. Ze zullen iets zijn wat Ik heb gemaakt en waarvoor Ik zal worden geprezen.

22. Zelfs de kleinste en minst belangrijke familie zal uitgroeien tot een grote familie, een machtig volk. Ik, de Heer, zal dit op het juiste moment snel werkelijkheid maken."