Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 30:22-33 BasisBijbel (BB)

22. Dan zullen jullie zelf walgen van jullie zilveren en gouden godenbeelden. Jullie zullen ze als vuilnis weggooien. "Weg ermee!" zullen jullie zeggen.

23. Dan zal Hij weer regen geven op wat jullie hebben gezaaid. Hij zal ervoor zorgen dat jullie weer goed en voedzaam brood kunnen eten van wat jullie oogsten. Jullie vee zal in die tijd weer op de velden kunnen grazen.

24. De koeien en ezels waarmee jullie op de akkers werken, zullen goed en gezond voer te eten krijgen.

25. Op de dag dat God al jullie vijanden afslacht, zullen vanaf elke hoge heuvel en vanaf elke berg beekjes en stroompjes naar beneden komen. De torens van de burchten zullen instorten.

26. De maan zal zo helder schijnen als de zon. En het licht van de zon zal zo sterk zijn als van zeven dagen bij elkaar. Zo zal het zijn op de dag dat de Heer de breuk van zijn volk komt verbinden. Zo zal het zijn als Hij de wonden die zijn volk opgelopen had, komt genezen.

27. [ Jesaja zegt: ] De Heer komt van ver weg. Hij is woedend. Hij komt met een zware straf. Uit zijn woorden blijkt zijn woede.

28. Zijn adem lijkt op een wilde, verwoestende beek die de mensen tot aan de lippen komt. Hij komt om de volken te scheiden, zoals je graan door een zeef schudt om het graan van het graanafval te scheiden. Wie niet deugt, gooit Hij weg. Hen leidt Hij naar de ondergang, zoals je een paard bij de teugels leidt.

29. Maar het volk van God zal zingen, zoals de mensen zingen in de nacht dat ze zich voorbereiden op het feest van de volgende dag. De mensen zullen net zo blij zijn als reizigers die met muziek naar de berg van de Heer komen, naar de Rots van Israël [ om daar hun God te aanbidden ].

30. Dan zal de Heer bulderend [ tot Assur ] spreken. Hij zal laten zien hoe woedend Hij is. Hij zal Assur straffen met vuur, overstromingen, stortbuien en hagelstormen.

31. Hij zal Assur met zijn staf slaan, zoals Assur Israël met zijn stok sloeg.

32. En overal waar Gods staf voorbij gekomen is, overal waar de slagen van Gods straf zijn neergekomen, zal Israël blij zijn en feest vieren. Want de Heer zal tegen Israëls vijand strijden.

33. Zijn straf voor de koning [ van Assur ] staat al heel lang vast. De brandstapel ligt klaar. Hij heeft er een diepe, wijde kuil voor gemaakt. Er is veel hout en een groot vuur. De adem van de Heer zal als een stroom van zwavel de stapel in brand steken.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 30