Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 30:1-9 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zegt: "Pas maar op, mijn ongehoorzame kinderen! Jullie maken wel plannen, maar zonder Mij. Jullie proberen jezelf te beschermen door met allerlei landen een verbond te sluiten, maar Ik ben het er helemaal niet mee eens dat jullie die verbonden sluiten. Zo stapelen jullie de ene slechte daad op de andere.

2. Jullie gaan op weg naar Egypte zonder Mij eerst om raad te vragen. Jullie willen daar versterking halen bij de Farao. Jullie zoeken bescherming bij Egypte.

3. Maar de macht van de Farao zal jullie helemaal niet helpen. De bescherming van Egypte zal jullie niet redden. Jullie zullen bedrogen uitkomen.

4. Jullie leiders gaan naar Zoan. Jullie boodschappers zijn naar Hanes gegaan.

5. Maar Egypte zal helemaal niets voor jullie doen. Jullie zullen niets aan Egypte hebben. Jullie zullen alleen maar zwaar teleurgesteld worden en voor schut komen te staan."

6. Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over de dieren van het zuiden.Ze trekken door de woestijn vol gevaar. Door een land waar leeuwen, slangen en jakhalzen wonen. Op de ruggen van hun ezels nemen ze hun schatten mee. Op de bulten van kamelen brengen ze hun goud en geschenken naar een volk dat hen niet zal helpen.

7. Egypte kan jullie helemaal niet helpen. Ik noem Egypte: 'stilzittende helper.'

8. [ De Heer zegt: ] "Jesaja, schrijf dit allemaal op, zodat iedereen het lezen kan. Schrijf het op in een boek. Ik wil dat de mensen zelfs eeuwen later, tot op de laatste dag, nog kunnen lezen wat Ik heb gezegd.

9. Want ze zijn een ongehoorzaam volk, onbetrouwbare kinderen, kinderen die niet naar mijn wet willen luisteren.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 30